Waar hebben die presentatoren (en hier) het toch af en toe in **dsnaam over? Een kleine lijst verklarende wielerwoorden voor de fanatieke Tour-kijker.
Linkeballen - Profiteren van de inspanning van andere renners door zelf geen kopwerk te verrichten. (ook wel wieltjeszuiger, plakker, zweetdief)
Klasbak - Begaafd renner (carilloneur/crocodile in het Frans)
Karnen - Op soepele wijze fietsen
Verachteren - Zuid-Nederlands voor achterop raken
Verdapperen - Zuid-Nederlands voor harder gaan fietsen
Leuteren - urineren op de fiets (ook wel "de pijp kloppen")
Afstoppen - door zo langzaam mogelijk van voren te rijden de snelheid van het peloton vertragen om voorsprong ploeggenoot te vergroten
Pedaalridders - wielrenner (journalistenterm)
De (auto)bus - verzamelnaam voor achterblijvers die zich groeperen tijdens een (berg)etappe om samen binnen de tijdslimiet binnen te komen (busreizigers)
Krabber - renner met weinig talent
Lampenier - laatste renner in algemeen klassement
De meet - Zuid-Nederlands voor finshlijn/eindstreep
Peloton - groep bij elkaar rijdende renners (ook wel hoofdmacht, meute, trein)
Depaneren - na pech de fiets weer in orde krijgen/nieuwe fiets krijgen
Kachelen - hard rijden
Op het kantje rijden/op de kant - zij die geen plaats meer vinden in de waaier moeten achter elkaar in de wind fietsen op het uiterste gedeelte van de weg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten