zaterdag 12 juli 2008

wielerwoorden



Waar hebben die presentatoren (en hier) het toch af en toe in **dsnaam over? Een kleine lijst verklarende wielerwoorden voor de fanatieke Tour-kijker.

Linkeballen - Profiteren van de inspanning van andere renners door zelf geen kopwerk te verrichten. (ook wel wieltjeszuiger, plakker, zweetdief)

Klasbak - Begaafd renner (carilloneur/crocodile in het Frans)

Karnen - Op soepele wijze fietsen

Verachteren - Zuid-Nederlands voor achterop raken

Verdapperen - Zuid-Nederlands voor harder gaan fietsen

Leuteren - urineren op de fiets (ook wel "de pijp kloppen")

Afstoppen - door zo langzaam mogelijk van voren te rijden de snelheid van het peloton vertragen om voorsprong ploeggenoot te vergroten

Pedaalridders - wielrenner (journalistenterm)

De (auto)bus - verzamelnaam voor achterblijvers die zich groeperen tijdens een (berg)etappe om samen binnen de tijdslimiet binnen te komen (busreizigers)

Krabber - renner met weinig talent

Lampenier - laatste renner in algemeen klassement

De meet - Zuid-Nederlands voor finshlijn/eindstreep

Peloton - groep bij elkaar rijdende renners (ook wel hoofdmacht, meute, trein)

Depaneren - na pech de fiets weer in orde krijgen/nieuwe fiets krijgen

Kachelen - hard rijden

Op het kantje rijden/op de kant - zij die geen plaats meer vinden in de waaier moeten achter elkaar in de wind fietsen op het uiterste gedeelte van de weg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten