"He klootzak, ik ben nu op weg naar Textielstad en ik kom naar je toe. En denk erom klootzak, dat je er bent". Ik zit in de trein van Beschuitstad en ben op weg naar huis. Mijn werkdag zit erop en de IJzeren Spoorwegmaatschappij heeft in de vrijdagmiddagspits weer eens een overvloed van materieel ingezet. Eén enkel stelletje om precies te zijn.
Er is dus geen vrij plek meer te vinden, noodgedwongen heb ik mij een plaatsje weten te veroveren in een halletje, bij de deuren. Daar ben ik getuige van een luidkeels telefoongesprek tussen de boze beller en een klootzak. Ik werp eens een snelle blik opzij en heb een gevoel van herkenning. Opiumwet en het 300/312 gedeelte van het wetboek van strafrecht. Drugs, diefstal en geweld in gewone mensentaal.
Hier heb ik geen zin in en ik zet mijn iPod wat harden, schuif mijn koptelefoon rechter op mijn hoofd en verdiep me in mijn boek. In gedachten fiets ik net langs Chalet Reynard en de rest van het gesprek krijg ik dan ook niet mee. Gelukkig maar.
Op het station wordt de boze beller opgewacht door een mager rattig tiepje met een wit petje. Is dit klootzak? Of een maatje die even meegaat langs klootzak. Om "even wat uit te praten". Misschien kom ik ze binnenkort wel weer tegen. In zaal D van de Beschuitstadse rechtbank bijvoorbeeld.
Op het station wordt de boze beller opgewacht door een mager rattig tiepje met een wit petje. Is dit klootzak? Of een maatje die even meegaat langs klootzak. Om "even wat uit te praten". Misschien kom ik ze binnenkort wel weer tegen. In zaal D van de Beschuitstadse rechtbank bijvoorbeeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten